Er komen fases, zoveel fases. Half verteerde melk op je t-shirt dat we liefdevol “teruggeven” noemen. Tuutjes in je handtas waar zand aan plakt, driftbuien in de supermarkt, op straat en in de speeltuin. Fases waarin ze niet kunnen praten, maar perfect het woord ‘neen’ articuleren. Mokken, bijten, slaan, trekken, duwen. “Serafien haar mama is zo leuk, zij bakt altijd cakejes.”
Ze wisselen elkaar af en volgen elkaar vlugger op dan je met je ogen kan knipperen. En ineens, zonder dat je het merkte, zijn er pauzes. Duurt het langer voor de volgende fase begint nadat de vorige fase eindigde. Ineens zijn er momenten waarop je in één keer ononderbroken een grote kom soep maakt. En voor je het weet zit je een hele zondagmiddag te puzzelen en allemaal wat te zagen omdat jullie kleren moeten aandoen om vlug iets te gaan halen in de winkel.
Ineens zijn die kinderen niet alleen schattig, lief en bij momenten ontzettend vervelend, maar hele fijne wezentjes waar je gewoon heel graag tijd mee doorbrengt. En je koestert en koestert en koestert en vergeet elke hindernis die je moest nemen om precies hier te geraken. Op de grond, gebogen over een puzzel, met een kom soep en wat puzzelstukjes tussen kleine voetjes.