Is er bloed? Euhm, wat?

1388796794_50_cent_47

Voor het eerst besef ik dat ik in een rijhuis woon. Ik kan me niet concentreren op de Rode Duivels (die dat al bij al toch niet zo overtuigend blijken te doen) en hoor elk geluidje dat van ergens boven mij komt. Ik heb nog één sigaret over, geen idee hoe me dat is kunnen overkomen, maar het is nu wel zo.

Maureen heeft een muntstuk ingeslikt. Midden in een Skypegesprek met een klant kwam ze luid snikkend op mij afgelopen en op mijn schoot gekropen. Snikkend kwam het heel bizarre verhaal eruit, hoe ze een muntje vond in bed (??) inslikte en nu veel pijn had. Ik vroeg de klant of ik haar kon terugbellen en gaf mijn dochter water en nog water en nog en werd dan boos omdat ze niet meer water wilde drinken. Dan hebben we samen naar al mijn muntjes gekeken om te kunnen bepalen dewelke ze zou hebben ingeslikt. Een fucking halve euro. Shit, dat is echt fout, nu moet ik wel naar de spoed. Ik deed alsof er niets aan de hand was, stopte ze terug in bed om dan vlug vlug vlug beneden naar de spoedgevallen te bellen. “Als ze blijft pijn hebben, moet je afkomen.” Hoezo, “als ze blijft pijn hebben”?? Wanneer blijft ze dan precies pijn hebben? Na 5 minuten, een kwartier, een halfuur? OH en wacht mevrouw: mijn dochter is eigenlijk echt een dramaqueen, moet ik daar een tijdsmarge voor rekenen? Ik loop terug naar boven en leg Maureen uit dat het muntje er met de kaka zal uitkomen. Dat vindt ze eerder grappig dan angstaanjagend. Eerder.

Ik heb een klankbord nodig, iemand die al mijn gedachten bevestigt, er een andere uitleg aan geeft dan de onsamenhangende die door mijn hoofd dwarrelt. Een klankbord zo betrouwbaar als mijn Waze app. Wanneer die mij zegt, ga nu dit petieterig klein straatje in, dan nog eentje, dan over de sporen en dan over dat half rond punt, vertrouw ik die blindelings ( met mijn ogen open). Ik scroll door mijn contacten en besef dat ik niet meteen weet naar wie ik moet bellen. Uiteindelijk komt er één naam in mij op. Griet. De mama van een vriendin. De fantastische mama van een even fantastische vriendin. Eentje die overloopt van mamagevoelens en ze dan maar uitdeelt aan iedereen die eens naar haar glimlacht of van de overkant van een Koning Boudewijnstadion in haar richting knikt.

Ze geeft me een heel geneeskundige uitleg die uitlegt waarom ik me geen zorgen moet maken, zolang er geen bloed is.
Er is toch geen bloed, hé?
– Nee, dat denk ik niet.
Maar echt projectiel helder bloed overgeven, Dora.
– Nee nee, dat zeker niet. Heel zeker.
Dan vertelt ze me over die keer toen haar eigen dochter (mijn fantastische vriendin) iets gelijkaardigs meemaakte. En ze sluit af door te benadrukken dat ik het heel heel goed doe. Enfin, een perfect mama-klankbord gesprek dus.

Ik loop nog vlug naar boven, aai eens over mijn grote meid haar hoofdje, wrijf dan eens extra hard over haar arm om ze een piepklein beetje wakker te maken, vraag haar of alles ok is en wanneer ze me lichtjes geïrriteerd wegstuurt, kom ik terug beneden.

Met een bizar wrang gevoel. Treurig dat ik mijn eigen mama niet gewoon kan bellen.