Zou jij ’t hem zeggen?

PregnantWomanGraffiti

 

Haar handen rusten op haar bolle buik. Zelfs haar zwangerschapskleren spannen er nu mooi rond. Ze straalt. Ze slaapt slecht, ze is moe, haar peuter is vermoeiend, het werk wordt wat veel, pendelen al helemaal. Maar ze straalt. Ze wordt bijna voor de tweede keer mama en ik heb ze nog nooit zo chill en tevreden gezien.

Ze luistert, zoals altijd, naar alle kleine en grote dingen in mijn leven. En ze vertelt over haar grote en (piep)kleine dingen in het hare. We vragen elkaar al lang niet meer om advies, maar geven hem ongezouten. Het is niet eens altijd advies. Soms spelen we elkaars geweten en delen we commando’s uit aan elkaar. “Jij gaat zaterdag je dochter naar je mama brengen en met je lief naar dat feestje, want dat is wat je nu nodig hebt.” “Sluit je laptop en ga slapen, djeezes zeg, ’t is tien uur.”

Het handige en het vervelende is dat we zo op elkaar lijken dat we constant spiegels zijn voor elkaar. Gecombineerd met het gegeven dat we elkaar door en door en door en door kennen, wordt het al helemaal hopeloos om elke vorm van confrontatie uit de weg te gaan.  Het heeft iets onvoorwaardelijk lief en het zorgt ervoor dat ik naar haar kan bellen met de boodschap: “fuck, ik heb het echt weer heel hard verfucked.” En dan zegt ze: “oh boy, wat heb je nu weer gedaan?” Maar op het einde van het gesprek vindt ze me nog precies even leuk als voor het telefoongesprek. Dus de volgende keer dat ik de drang heb om een fuck up op te biechten, bel ik haar, want ik weet dat ik het bij haar altijd kan.

Ze herinnert me aan afspraken die ik maak met mezelf wanneer ik ze dreig niet na te leven. En dan lacht ze eens moederlijk wanneer ik ze alsnog niet naleef. Dus toen ik haar mijn probleem voorlegde en haar vroeg: Zou jij ’t hem zeggen?, was ze zeer duidelijk:

Je hebt lang genoeg in een relatie gezeten waar gebrekkige communicatie de bron van alle problemen was. Je hebt jezelf nu voorgenomen om open te communiceren, doe dat dan. Bots je terug op muren, dan weet je dat je moet vertrekken. Of dan weet je tenminste dat je terug op muren botst. (En dan zou ik graag hebben dat je vertrekt.)
Dus deed ik precies dat. Ik stapte weg van de meest onzekere versie van mezelf. Traag, wankel, op de teentjes, maar het gebeurde. Die relatie die mij tot op het bot had kapot gemaakt, lag nu achter mij en ik moest terug op zoek naar mezelf.
En dus zei ik hem wat ik moest zeggen. En alles wat ik verwachtte, gebeurde niet. En alles wat ik hoopte, gebeurde wel. Hij luisterde, hij praatte, hij was zo begripvol, hij beloofde niets, maar reageerde door te handelen. Dat doet hij nog steeds.

“Durf nu niet zeggen dat je geluk hebt gehad, hé!”, zou mijn andere vriendin nu zeggen. “Je hebt zelf hard gevochten voor wat je nu hebt!” En ik zie al mijn vriendinnen nu heel hard knikken.

Ik zie ze zo graag allemaal.