Voor Gent en haar kleinste in-wonders

DSC04411

Een paar maanden geleden vroeg de stadsdichter aan zijn inwoners om het stadsgedicht te vertalen naar de moedertalen van de Gentenaars (er zijn er 160!!). Mijn moedertaal had hij al met verve neergepend. De taal van de moeder daarentegen, die spreek ik ook.

Ik vertaalde zijn gedicht op zijn kleuters. En dat staat nu in een boekje verkrijgbaar in de winkels van de stadsmusea. Ik geef jullie alvast het origineel en het kleutergedicht mee.


Gent en ik

op schoolreis leerde ik u kennen als tuig
dat allemans armen en benen uit wou rekken.
terstond stopte ik met groeien. zo perplex was ik.

maar ook ik speelde de verbeelding van het kind
kwijt en keerde koen en onverschrokken naar u terug.
ik deelde dorst en honger, botste aan een schoolpoort

tegen een geweldige liefde op. zo wist u mij te strikken.
toch durf ik niet te stellen dat ik mijn laatste woorden
lukraak bij u neerleg. ik ben vaak van u weg.

En op zijn kleuters wordt dat…

IK en Gent.

Toen we met de juf met de bus gingen was er een stoute jongen
Die wou iedereen zijn armen en benen kapot maken.
Dus heb ik me piepklein gemaakt. Maar ‘k was nie bang, hoor.

Toen heeft mijn zus mij in een ridder getoverd
en was ik de sterkste van allemaal, zelfs sterker dan de stoute jongen.
We hebben allemaal samen een koekje gegeten
en melk gedronken.

Mama is ons komen halen en we hebben haar verteld
over een stoute jongen en dat zus kan toveren
en dat ik een ridder ben
in een kasteel.